Gerichte vrijstelling voor OV-abonnementen

Via het Belastingplan 2024 is de gerichte vrijstelling voor OV-kaarten en voordeelurenkaarten verruimd. Daarmee is beoogd ook het privégebruik van een OV-kaart die door de inhoudingsplichtige wordt vergoed of verstrekt onder voorwaarden gericht vrij te stellen. De gerichte vrijstelling voor een verstrekte OV-kaart is niet helemaal juist geregeld. Daarom wordt voorgesteld de huidige tekst op dat punt aan te passen.
Tevens wordt voorgesteld het onderscheid tussen reizen per Nederlands openbaar vervoer en reizen met ander openbaar vervoer te laten vervallen.

Bijtelling bestelauto

Voor bestelauto’s gelden onder voorwaarden enkele uitzonderingen op algemene regel voor de bijtelling wegens privégebruik. Voor bestelauto’s, die naar aard en inrichting alleen geschikt zijn voor het vervoeren van goederen, is in principe geen sprake van bijtelling of onttrekking in de loon- of inkomstenbelasting. Voor bestelauto’s, die doorlopend afwisselend worden gebruikt door twee of meer werknemers, is de inhoudingsplichtige een eindheffing verschuldigd naar een vast bedrag per jaar per bestelauto. Die eindheffing bedraagt nu € 300. Dat bedrag gaat per 1 januari 2025 omhoog naar € 438 en wordt met ingang van 1 januari 2026 jaarlijks geïndexeerd.

Diensten aan onroerende zaken

In de Wet OB 1968 is een regeling opgenomen voor herziening van de vooraftrek van btw bij wijziging van het gebruik van een investeringsgoed. De wet voorziet momenteel niet in de mogelijkheid om btw die op diensten drukt over een aantal jaren te herzien. Het past in de systematiek van de btw en het beginsel van de fiscale neutraliteit om een dienst, die meerjarig is, te volgen om de btw-aftrek te laten aansluiten bij het daadwerkelijke gebruik van de dienst. De btw-richtlijn staat de lidstaten toe om een herzieningsregeling toe te passen op diensten die de kenmerken bezitten van investeringsgoederen. Dit zijn diensten met een duurzaam karakter. Door een uitbreiding van de herzieningsregeling naar dergelijke diensten wordt de initieel in aftrek gebrachte btw in overeenstemming gebracht met het gebruik van het object voor belaste of vrijgestelde prestaties in die periode. Er is gekozen voor een herzieningstermijn van vijf boekjaren. Om te voorkomen dat kleine investeringsdiensten onder de maatregel vallen, wordt een drempelbedrag van € 30.000 per investeringsdienst ingevoerd. Deze maatregel treedt per 1 januari 2026 in werking.

Laag tarief

Voorgesteld wordt het verlaagde btw-tarief voor een aantal posten te laten vervallen per 1 januari 2026. Het gaat om het verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden en om bepaalde culturele goederen en diensten. De afschaffing van het lage tarief geldt niet voor het geven van gelegenheid tot kamperen en voor het verlenen van toegang tot attractieparken, speel- en siertuinen, en andere voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen, circussen, dierentuinen en bioscopen.

Vereenvoudiging van de voertuigclassificaties

Voorgesteld wordt om voor de autobelastingen aan te sluiten bij de definities van voertuigen in het kentekenregister. Het voorstel heeft gevolgen voor de definities van personenauto en bestelauto. De aansluiting bij de definities van het kentekenregister werkt door naar de bijtellingsregels in de loon- en inkomstenbelasting.

Vervallen tarieftabel in de bpm voor PHEV’s

De Wet bpm bevat een specifieke tarieftabel voor plug-in hybride voertuigen (PHEV's). In verband met recente wijzigingen in de Europese regelgeving wordt voorgesteld om vanaf 1 januari 2025 af te zien van de specifieke PHEV-tarieftabel. De methode aan de hand waarvan de CO2-uitstoot van een PHEV wordt vastgesteld wordt  gewijzigd met ingang van 1 januari 2025 en 1 januari 2027. De CO2-waarde van een PHEV komt door deze methode dichter bij de praktijkuitstoot te liggen.

Vervallen bpm-vrijstelling voor de bestelauto van een ondernemer

Als gevolg van het Belastingplan 2023 vervalt de bpm-vrijstelling voor de bestelauto van een ondernemer per 1 januari 2025. Met ingang van deze datum wordt de grondslag van de bpm voor bestelauto’s de CO2-uitstoot. Er komt een specifiek forfait voor bestelauto’s waarvoor geen CO2-uitstootwaarde op basis van de WLTP is vastgesteld.

Voor een bestelauto voor een gehandicapte kan de teruggaafregeling gebruikt worden zonder dat de bpm eerst moet worden voorgefinancierd. Hierdoor ontstaat ook ruimte om in alle gevallen de bpm te heffen van degene die de inschrijving, wijziging van de inschrijving of herinschrijving van een bestelauto aanvraagt.

Tariefkorting in de mrb voor emissievrije personenauto’s

Emissievrije personenauto’s zijn door het gewicht van de accu zwaarder dan vergelijkbare fossiele auto’s. Op dit moment betalen bezitters van een emissievrij voertuig geen mrb en per 1 januari 2025 een kwarttarief. Vanaf 1 januari 2026 geldt een aangepaste tariefkorting van 25% in de mrb. Vanaf 2030 vervalt de korting. De tariefkorting geldt zowel voor het rijksdeel als voor de provinciale opcenten. Deze maatregel maakt de aanschaf van zowel nieuwe als tweedehands elektrische personenauto’s aantrekkelijker.

De staatssecretaris van Financiën heeft de uitvoeringstoetsen bij de amendementen op het Belastingplan 2024 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Bedrijfsopvolgingsregeling en doorschuifregeling aanmerkelijk belang

Als gevolg van het amendement betreffende de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting (BOR) en de doorschuifregeling voor een aanmerkelijk belang (DSR-ab) vervalt de ondergrens van 0,5% voor een verwaterd indirect belang. Ook wordt de toegang tot de BOR verruimd voor kleine belangen in familiebedrijven. Volgens het amendement volstaat een gezamenlijk belang van de familie van ten minste 25%. Beide wijzigingen verslechteren de handhaafbaarheid ingrijpend. De verruiming van de toegang tot de BOR voor belangen in familiebedrijven staat naar verwachting op gespannen voet met het gelijkheidsbeginsel. De Belastingdienst voorziet een toevloed aan bezwaren tegen afwijzingen van verzoeken om toepassing van de regeling, die niet op grond van de maatregel in aanmerking komen, mogelijk leidend tot een massaalbezwaarprocedure. Door het ontbreken van relevante gegevens aan de hand waarvan toezicht kan worden uitgeoefend, worden de regelingen fraudegevoeliger.

30%-regeling

De onbelaste vergoeding voor extraterritoriale kosten wordt gedurende de looptijd van de 30%-regeling stapsgewijs afgebouwd. Gedurende 20 maanden bedraagt de vrijgestelde vergoeding 30%, de volgende 20 maanden 20% en de laatste 20 maanden van de looptijd 10%. De Belastingdienst verwacht dat de versobering van de 30%-regeling tot gevolg zal hebben dat werknemers in de laatste 20 maanden van de looptijd kiezen voor vergoeding van de werkelijke extraterritoriale kosten. Vergoeding of verstrekking van de werkelijke kosten is gevoeliger voor fouten, oneigenlijk gebruik en misbruik.

Bij de behandeling van het Belastingplan 2024 heeft de Eerste Kamer inhoudelijke bezwaren geuit tegen vijf daarin opgenomen maatregelen. Het betreft de wijziging van de 30%-regeling, de afschaffing van de inkoopvrijstelling in de dividendbelasting, de verhoging van het hoge tarief in box 2 van 31% naar 33%, de verhoging van het tarief in box 3 van 34% naar 36% en de verhoging van de bankenbelasting. De staatssecretaris heeft destijds toegezegd om bij de voorjaarsbesluitvorming met alternatieve maatregelen te komen. In een brief aan de Eerste Kamer voldoet hij aan zijn toezegging. De staatssecretaris wijst erop dat de voorjaarsbesluitvorming nog niet is afgerond.

Gegeven de demissionaire status van het kabinet is de uiteindelijke keuze aan het parlement. De hiervoor genoemde maatregelen zijn op initiatief van de Tweede Kamer genomen en door beide Kamers aangenomen. Wanneer wordt gekozen voor alternatieven zullen deze maatregelen worden opgenomen in het Belastingplan 2025.

Overzicht mogelijke alternatieve maatregelen

Het kabinet heeft zo veel mogelijk gezocht naar alternatieven binnen het domein van de afzonderlijke amendementen.

1. Afschaffen inkoopfaciliteit.

Het kabinet vindt het verstandig wanneer het parlement zou besluiten tot een alternatief voor het afschaffen van de inkoopfaciliteit. Alternatieve dekkingsopties zijn de afschaffing van negatief geëvalueerde regelingen in de omzetbelasting, het verhogen van de Aof-premie of aanpassingen in de tarieven van de vennootschapsbelasting. Dat kan zijn het verhogen van het opstaptarief, een verlaging van de schijfgrens of een verhoging van het reguliere Vpb-tarief. De laatste optie wordt gezien als het meest schadelijk voor het vestigingsklimaat van de aanpassingen in de Vpb.

2. Verhogen bankenbelasting

Er zijn geen geschikte alternatieven voor handen om de inkomstenderving van het terugdraaien van de verhoging van de bankenbelasting te compenseren bij dezelfde groep.

3. Verhoging tarief box 2

Het hoge tarief in box 2 is door het amendement op het Belastingplan 2024 te hoog geworden ten opzichte van het tarief in box 1. Het eerste alternatief is om een verlaging van het hoge tarief te financieren uit een versobering van de mkb-winstvrijstelling. Het tweede alternatief is een verhoging van het lage box 2-tarief.

4. Verhoging tarief box 3

Voor het terugdraaien van de verhoging van het tarief in box 3 ziet het kabinet drie alternatieve dekkingsopties. De eerste is een verhoging van het eigen woningforfait. De tweede is een verhoging van de tarieven in de schenk- en erfbelasting met 1,9%-punt. De derde optie is een verlaging van het heffingvrije vermogen in box 3 van € 58.026 naar € 46.455. De staatssecretaris wijst erop dat de tarieven van box 2 en box 3 niet te veel uiteen mogen lopen.

5. Versobering 30%-regeling

De Eerste Kamer heeft een motie aangenomen om de evaluatie van de 30%-regeling naar voren te halen en op basis van deze evaluatie met een alternatief te komen voor de versobering van deze regeling. De staatssecretaris verwacht voorlopige conclusies van de evaluatie vóór het debat over de Voorjaarsnota te kunnen aanbieden aan de Kamers. De tussenrapportage zal een overzicht bevatten van alternatieve maatregelen. De eindrapportage wordt in juli verwacht.

De Eerste Kamer heeft ingestemd met het merendeel van de wetsvoorstellen, die samen het Belastingplan 2024 vormen. Het pakket Belastingplan 2024 omvat de volgende wetsvoorstellen:

  • Het Belastingplan 2024;
  • Het Belastingplan BES eilanden 2024;
  • Overige fiscale maatregelen 2024;
  • Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024;
  • Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling;
  • Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling;
  • Wet compensatie wegens selectie aan de poort;
  • Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen;
  • Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw;
  • Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm;
  • Wet tijdelijke regeling herzien aangifte inkomstenbelasting;
  • Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag;
  • Bevriezing dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon;
  • Intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning;
  • Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit.

De voorstellen Fiscale verzamelwet 2024 en Wet minimumbelasting 2024 zijn gezamenlijk met het Pakket Belastingplan 2024 behandeld en aangenomen. Het voorstel Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit is verworpen. Bij de behandeling van het Belastingplan 2024 in de Eerste Kamer zijn 23 moties ingediend. Daarvan zijn er 15 aangenomen en zes verworpen. Een motie is ingetrokken; een motie is aangehouden.

In de moties vraagt de Eerste Kamer om voortaan belastingmaatregelen eerder in te dienen en om een meerjarige wetgevingsagenda fiscaliteit. Daarnaast roept de Kamer het kabinet op om de inflatiecorrectie volledig toe te passen, de invoeringsdatum van de nieuwe verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken uit te stellen tot 1 januari 2025 en om een nultarief in de verbruiksbelasting in te voeren voor dranken zonder toegevoegde suikers. De Kamer wil verder dat in het Belastingplan 2025 een alternatief dekkingsvoorstel voor het hogere minimumloon komt. Ook wil de Kamer de inkoopfaciliteit eigen aandelen behouden en de 30%-regeling aanpassen. De staatssecretaris van Financiën heeft toegezegd bij de Voorjaarsnota 2024 met alternatieven te komen.

De Tweede Kamer heeft de wetsvoorstellen van het pakket Belastingplan 2024 aangenomen. Dat ging niet zonder slag of stoot, getuige het grote aantal aangenomen amendementen waarmee de oorspronkelijke voorstellen zijn gewijzigd. De belangrijkste wijzigingen zijn:

Inkomstenbelasting

  • Het hoge tarief in box 2 bedraagt per 1 januari 2024 niet 31% maar 33%.
  • Het maximumbedrag van een schuld aan de eigen vennootschap (excessief lenen uit de eigen bv) wordt per 1 januari 2024 verlaagd van € 700.000 naar € 500.000.
  • Het tarief in box 3 gaat per 1 januari 2024 naar 36%.
  • De tabelcorrectiefactor wordt verlaagd naar 1,094941. De hoogste tariefschijf voor de loon- en inkomstenbelasting begint daardoor bij een bedrag van € 75.518. De verlaging van de correctiefactor heeft ook gevolgen voor de arbeidskorting.
  • De mkb-winstvrijstelling bedraagt in 2024 13,31%.
  • De vrijstelling voor groen sparen en beleggen in box 3 wordt per 1 januari 2025 verlaagd naar € 30.000.
  • De IACK wordt afgebouwd in negen stappen, ingaande per 1 januari 2027. De IACK blijft van toepassing voor alle ouders die voldoen aan de inkomens- en gezinsvoorwaarden, dus ook voor ouders van kinderen geboren na 31 december 2024. Per 1 januari 2035 zal de IACK zijn uitgewerkt.

Loonbelasting

  • De 30%-regeling wordt per 1 januari 2024 versoberd. Gedurende de eerste 20 maanden van de looptijd bedraagt de vrijstelling 30% van het belastbare loon, voor de volgende 20 maanden 20% en daarna gedurende maximaal 20 maanden 10%. De maximale looptijd van de regeling bedraagt 60 maanden. Er geldt een overgangsregeling voor werknemers die in 2023 beschikken over een 30%-beschikking.

Werknemersverzekeringen

  • Het hoge tarief van de Aof-premie wordt verhoogd met 0,05%-punt.

Bedrijfsopvolgingsregelingen

  • Van de waarde van een onderneming voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) boven het plafond van de volledige vrijstelling is per 1 januari 2025 75% vrijgesteld. Nu is dat nog 83%. In het wetsvoorstel was een verlaging naar 70% voorgesteld. De drempel van een indirect aanmerkelijk belang van 0,5%, als de verkrijger een bloed- of aanverwant in de neergaande lijn is, vervalt per 1 januari 2025.
  • Per 1 januari 2024 vallen aan derden ter beschikking gestelde onroerende zaken niet meer onder de BOR en de doorschuifregeling voor het aanmerkelijk belang in de inkomstenbelasting. De terbeschikkingstelling van landbouwgrond in het kader van voor teelten noodzakelijke vruchtwisseling op grond van een pachtovereenkomst is daarvan uitgezonderd. De voorwaarde dat een pachtovereenkomst is geregistreerd bij de grondkamer vervalt.

Vennootschapsbelasting

  • De voorgestelde afschaffing van de giftenaftrek vervalt.

Dividendbelasting

  • De inkoopfaciliteit in de dividendbelasting vervalt per 1 januari 2025. Dit heeft tot gevolg dat de inkoop van eigen aandelen even zwaar wordt belast als het uitkeren van dividend.

Bankenbelasting

Beide tarieven van de bankenbelasting worden verhoogd. Het tarief over het deel van het belastbare bedrag dat betrekking heeft op kortlopende schulden wordt verhoogd van 0,044% naar 0,058%. Het tarief over het deel van het belastbare bedrag dat op langlopende schulden betrekking heeft, wordt verhoogd van 0,022% naar 0,029%.

Energiebelasting

  • De belastingvermindering wordt voor 2024 verhoogd en bedraagt dan € 521,78 (exclusief omzetbelasting).
  • De afschaffing van de vrijstelling duaal verbruik en non-energetisch gebruik kolen wordt vervroegd van 2028 naar 2027.
  • Het energiebelastingtarief voor walstroom wordt vanaf 2024 in tien jaarlijkse stappen verhoogd. Daarmee wordt de verlaging van het energiebelastingtarief op elektriciteit in de eerste schijf gefinancierd.
  • Het afbouwpad voor het verlaagde tarief voor de glastuinbouw wordt verlengd naar tien jaar. Ter dekking komt er in 2025 een CO2-heffing voor de glastuinbouwsector.

Vliegbelasting

Per 1 juli 2024 wordt het maximaal toegelaten startgewicht voor de vliegbelasting verlaagd naar 4.000 kilogram. Vliegtuigen, die worden ingezet als sproei-, les- of ambulancevliegtuig kunnen bij AMvB worden uitgezonderd van de vliegbelasting.

Kansspelbelasting

Het tarief voor de kansspelbelasting wordt per 1 januari 2024 verhoogd van 29,5 naar 30,5%.

Inzagerecht

  • Een belastingplichtige of inhoudingsplichtige krijgt een recht op inzage in zijn fiscale dossier. Op een verzoek om inzage wordt gereageerd bij voor bezwaar vatbare beslissing. De fiscale geheimhoudingsplicht geldt niet voor inzage in het eigen dossier.

Accijns

  • De huidige accijnskorting voor benzine, diesel en LPG geldt ook in 2024. De jaarlijkse indexatie wordt per 1 januari 2024 niet toegepast.
  • De voorgestelde verhoging van de accijns op alcohol met 16,3% wordt nagenoeg gehalveerd. Het accijnstarief op tabak wordt verhoogd.

Proceskostenvergoeding

De voorgestelde maatregelen betreffende proceskostenvergoedingen voor de WOZ en de bom worden ook toegepast op administratiefrechtelijke sancties in verkeerszaken.

De staatssecretaris van Financiën heeft een nota van wijziging op het wetsvoorstel fiscale kwalificatie van rechtsvormen ingediend. Aanvankelijk had het kabinet het voornemen om de open commanditaire vennootschap (cv) af te schaffen per 1 januari 2024. Hierdoor zou in bepaalde situaties de bronbelasting op dividenden, die op per 1 januari 2024 in werking treedt, achterwege kunnen blijven. Nu de open cv pas op 1 januari 2025 komt te vervallen, wordt in 2024 mogelijk bronbelasting geheven, doordat in Nederland open cv’s fiscaal als niet-transparant gekwalificeerd worden en in het buitenland als transparant. Door de nota van wijziging wordt in bepaalde situaties vanaf 1 januari 2024 geen bronbelasting op dividenden geheven van een open cv of een daarmee vergelijkbaar buitenlands lichaam. In plaats daarvan wordt bij de achterliggende gerechtigden bepaald of sprake is van belastingplicht voor de bronbelasting op dividenden.

De maatregel geldt alléén voor de bronbelasting op dividenden. Een open cv kan in 2024 wel belastingplichtig zijn voor de bronbelasting op rente en royalty’s.

De staatssecretaris van Financiën heeft een tweede nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2024 ingediend. Belangrijkste aanpassing is een beperking van de inflatiecorrectie in de inkomstenbelasting. Deze beperking is aangebracht op verzoek van de Tweede Kamer om een verhoging van de kinderbijslag te financieren. De beperking werkt door naar de drempelbedragen voor vermogenstoets voor de toeslagen. De wettelijke inflatiecorrectie per 1 januari 2024 bedraagt 9,9%. In plaats daarvan wordt de toe te passen inflatiecorrectie vastgesteld op 9,61%.

De hoogste inkomensschijf begint na beperking van de indexatiefactor € 75.549 in plaats van € 75.624. Het maximum van de algemene heffingskorting daalt van € 3.374 naar € 3.366. De afbouw van deze heffingskorting begint bij een inkomen van € 24.839 in plaats van € 24.904. De maximale arbeidskorting daalt door de ingreep van € 5.553 naar € 5.538. De arbeidskorting daalt vanaf een inkomen van € 39.939 in plaats van € 39.898.

Ook de grenzen voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, de maximumbedragen voor de vrijstellingen van groen beleggen en van contant geld, de aanslag- en teruggavedrempel, de hoogste grens van de eigenwoningwaarde voor het eigenwoningforfait en de drempelbedragen voor de beschikking rendementsgrondslag worden met de verlaagde factor geïndexeerd.

In deze nota van wijziging wordt ook de voorkoming van economisch dubbele belasting tussen de aanvullende maatregel voor gecontroleerde buitenlandse entiteiten in de vennootschapsbelasting (de aanvullende CFC-maatregel) en de kwalificerende binnenlandse bijheffing in het wetsvoorstel Wet minimumbelasting 2024 geregeld.

Bij de Algemene Politieke Beschouwingen heeft de Tweede Kamer een groot aantal moties aangenomen met fiscale gevolgen. De Kamer heeft de volgende wensen geuit:

  • De taakstelling voor belastingconstructies en fiscale regelingen moet worden gerealiseerd, waarmee de inkomstenbelasting voor 2024 niet wordt verhoogd.
  • Het deskundigheidsvereiste voor toepassing van de 30%-regeling moet worden aangescherpt.
  • De regering moet winstdeling van bedrijven aan werknemers stimuleren. In dat kader moet de regering onderzoeken welke fiscale en andere obstakels winstdeling aan werknemers belemmeren.
  • De korting op accijns van benzine en diesel moet ook in 2024 gelden en de accijnzen worden eenmalig niet geïndexeerd. Daarnaast wil de Kamer dat de energiebelasting voor huishoudens wordt verlaagd met € 200 miljoen structureel. Deze voorstellen zouden gefinancierd moeten worden uit de incidentele en structurele middelen van de aanvullende post, uit meeropbrengsten in de aardgasbaten en uit het Nationaal Groeifonds.
  • De regering moet zich inzetten om de financiële en fiscale voordelen voor het gebruik van fossiele brandstoffen in de lucht- en scheepvaart en de industrie af te schaffen.
  • De vliegbelasting moet ook worden geheven van transferpassagiers en van privévliegtuigen. De uitbreiding van de vliegbelasting is bedoeld om de energiebelasting op aardgas voor huishoudens te verlagen.
  • Het minimumloon moet met 1,7% extra worden verhoogd. De koppeling van de uitkeringen aan het netto minimumloon moet behouden worden. Verder moet het budget voor de kinderopvang worden verhoogd met € 425 miljoen, zodat de maximumuurprijs voor de kinderopvang en de buitenschoolse opvang kan aansluiten bij de werkelijke prijzen. De voorgestelde verlaging van het afbouwpunt van het kindgebonden budget voor paren met € 9.000 moet vervallen. Deze voorstellen zouden gefinancierd moeten worden door de inkoop van eigen aandelen te belasten als het uitkeren van dividend, de opbrengst van de bankenbelasting te verhogen met € 350 miljoen en een verhoging van de tarieven in box 2 en box 3 met 2%-punt.