In een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan een proeftijd worden opgenomen. Tijdens de proeftijd kan zowel de werkgever als de werknemer de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang beëindigen. Zonder proeftijdbeding is een snelle beëindiging een stuk lastiger en kan het de werkgever veel geld kosten als hij de zorgvuldigheid uit het oog verliest, zo blijkt uit de volgende procedure.

Een werknemer met een vast dienstverband werd binnen twee weken na zijn indiensttreding ontslagen. Volgens de werkgever miste de werknemer de capaciteiten die vereist waren voor de functie. De ontslagbrief hield zowel een ontslag op staande voet als een opzegging van de arbeidsovereenkomst in. Voor opzegging van de arbeidsovereenkomst was geen toestemming van het UWV gevraagd en evenmin had de werkgever een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter ingediend. De werknemer vorderde aanvankelijk vernietiging van de opzegging van het dienstverband. Tijdens de procedure berustte de werknemer in de beëindiging van het dienstverband en vorderde hij een billijke vergoeding. Wegens de korte duur van het dienstverband had de werknemer geen recht op een transitievergoeding. Vanwege zijn arbeidsverleden als zelfstandig ondernemer had de werknemer na de beëindiging van de dienstbetrekking geen recht op WW.

De kantonrechter rekende het de werkgever aan dat hij in één brief twee momenten noemde waartegen de arbeidsovereenkomst werd beëindigd. Daardoor was niet duidelijk of de werkgever de werknemer op staande voet heeft willen ontslaan of dat hij de arbeidsovereenkomst met inachtneming van een opzegtermijn heeft willen opzeggen. De kantonrechter was van oordeel dat de werkgever de arbeidsovereenkomst in strijd met de wet heeft opgezegd. Vanwege deze strijdigheid veroordeelde de kantonrechter de werkgever tot betaling van een vergoeding aan de werknemer van € 25.000.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een conceptwetsvoorstel ter consultatie gepubliceerd. Het wetsvoorstel is bedoeld om discriminatie op de arbeidsmarkt tegen te gaan. De in het wetsvoorstel opgenomen maatregelen bestrijden discriminatie in sollicitatieprocedures en bij zwangerschap.

Het wetsvoorstel is een onderdeel van een breed pakket aan maatregelen en activiteiten van de regering om te bevorderen dat iedereen die tot de arbeidsmarkt wil toetreden of op de arbeidsmarkt actief is gelijke kansen krijgt om een loopbaan op te bouwen en eerlijk wordt beoordeeld op basis van zijn kennis en vaardigheden. Deze maatregelen en activiteiten zijn gericht op drie thema’s, namelijk toezicht en handhaving, onderzoek en instrumenten en kennis en bewustwording.

Het wetsvoorstel wijzigt de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi). De Inspectie SZW krijgt de bevoegdheid om toe te zien op een discriminatievrij wervings- en selectiebeleid van werkgevers en intermediairs. Bij niet-naleving van deze norm kan de Inspectie SZW sancties opleggen.

Het kabinet wil dat werkgevers de opleidingskosten van medewerkers voor een andere functie binnen hetzelfde bedrijf in mindering kunnen brengen op de transitievergoeding bij vertrek. Een daartoe strekkend voorstel van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is voor advies naar de Raad van State gestuurd. Het is de bedoeling dat deze regeling op 1 januari 2020 in zal gaan. De opleidingskosten voor een functie bij een andere werkgever zijn nu al aftrekbaar van de transitievergoeding. Opleidingskosten die betrekking hebben op de huidige functie van een werknemer komen niet in mindering op de transitievergoeding.